Ik werd, zoals zovelen, geboren op een koude januaridag in 1974. 17 januari was de internationale oliecrisis op haar hoogtepunt. In oktober 1973 begon de Yom Kipoeroorlog tussen Israël en een coalitie van Arabische landen (o.a. Egypte en Syrië). Als reactie op Westerse steun aan Israël, besloot de OPEC (specifiek de Arabische leden) de olieproductie te verlagen en een olie-embargo op te leggen tegen landen zoals de VS, Nederland, en andere bondgenoten van Israël. De VS zaten in hun eigen problemen omdat Richard Nixon in zwaar weer zat door het Watergate-schandaal, waardoor West-Europa er grotendeels alleen voor stond. België kreeg geen volledig embargo opgelegd, maar nam allerlei beperkende maatregelen, aangezien de Antwerpen-Israel-connectie ook toen al belangrijk was, en ze de bui voelden hangen. De regering onder leiding van Gaston Eyskens (CVP) was net gevallen in december 1973, mede door communautaire spanningen - ook toen al waren er stakers en werkers in dit land, waarbij de RAF (Duitsland) met haar tweede generatie en Brigate Rosse (Italië) de stakingen samen met hun Sovietvrienden extra aanporden.
In al die turbulentie kwam ik dan in een Hasselts ziekenhuis tevoorschijn, terwijl heel Vlaanderen onder een sneeuwtapijt bedekt was. Omwille van de mobiliteitsbeperkingen in die opgelegd waren, werd de sneeuw niet geruimd, en waardoor mijn vader vanuit Zolder eerst de gracht in schoof, en dan maar te voet naar Hasselt trok, net op tijd voor mijn geboorte.
Nodeloos te zeggen dat dergelijke turbulente wereld, buiten de effecten van nature en nurture, een invloed heeft op een kind. Mijn eerste woord was, vanuit de veilige box op de foto hiernaast dan ook niet "mama" of "papa", maar "eruit". De drang naar vrijheid en zelfstandigheid is sindsdien nooit meer verdwenen..
Ik groeide als kind achtereenvolgens op in Zolder-Bolderberg op een stukje heide met zicht op het Formule 1 circuit, en na een intense heidebrand werd er verhuisd naar de negentiende verdieping van een appartementsblok in Genk - ook weer in het midden van de heide. Mijn hobbies als zeer jong kind waren in de sneeuw spelen, opruimen en poetsen.
Het perfecte leventje kan echter niet blijven duren, en omdat mijn vader ondertussen aan het werk was in Antwerpen, verhuisden we van Limburg naar de beschaafde wereld - genaamd Westmalle - en kwam er ook nog eens een kleine zus én schoolgaan ter vervanging van alle ouderlijke aandacht en chillen op de heide.. Een kind zou van minder in de stress raken, maar dit had toch wel een impact op mijn hele ervaringswereld. Ik werd plots verantwoordelijk voor het zorgen voor een zus, wat je zoals je op de foto's kan zien een hele opdracht is aangezien ze die babybox evenmin verdroeg als ikzelf. En hoe kan die oma met een mes zo dicht bij die baby vertrouwd worden? Voordeel van de verhuis van de provincie Limburg naar Antwerpen was wel dat Bokrijk werd ingeruild voor de Zoo van Antwerpen als favoriete uitstap, wat altijd leuk was, ook al betekende het in die tijd vaak een identiek pakje aantrekken als je zus.. Aangezien er nog geen gsm's bestonden, was dat vermoedelijk om bij verlies van één kind ergens in de zoo de kledingstijl van de overblijver te kunnen aanwijzen bij een mogelijke zoektocht..
Ik werd in Westmallen naar de katholieke kleuterschool gestuurd, maar dat was geen onverdeeld succes. Die nonnetjes dachten dat er alleen wat aan het Limburgs accent zou geschaafd moeten worden, maar ze bleken de antichrist te hebben binnengehaald. Niet alleen gaf ik de eerste die me "Aaaj zedde ga nen Ollaander?" een echt Antwerpse "toek" op zijn gezicht, bleek dat ik linkshandig was en dat het corrigeren daarvan niet zo vlot verliep omdat ik een "hyperactief, lastig kind" was.
ADHD of ASS bestond nog niet in die tijd, en omdat ik gewoon opstond als ik halverwege de uitleg van de juf liever naar het raam ging kijken, werd ik elke ochtend op een hoge kast gezet in de klas. Toen mijn moeder dit ongelooflijke verhaal bevestigd hoorde van de lerares, werd ik van school gehaald en kreeg ik de rest van de kleuterklas thuisles van haar. Mijn moeder was opgeleid als licenciaat wiskunde-fysica, en wisselde het lesgeven aan de kokstudenten op Coloma in Mechelen in voor het onderwijzen van haar eigen zoon. Toen ik van school wisselde en voor basisonderwijs naar het Sint-Jan Bergmanscollege ging, kon ik bij aanvang van het eerste leerjaar al vlot lezen en schrijven, en lukten ook de eerste vierkantswortels al redelijk.
Lager onderwijs was dan ook een tijd waarin ik me vooral kon bezighouden met buitenschoolse belangrijke zaken zoals het lezen van boeken, spelen en programmeren op mijn Commodore 128 en nadien Amiga 500, luisteren naar muziek, en rondhangen in de wijk met vrienden. Indien tijd mochten kinderen nog onbezorgd gaan spelen op straat of in het bos, en gingen we naar huis als het donker werd of als we honger kregen.
Mijn muzieksmaak was gevarieerd, van Wham (Fantastic - 1983) en Duran Duran (Seven and the Ragged Tiger - 1983) tot Warlock (Burning the Witches - 1984) de Beasty Boys (Licence to Ill - 1986) en Metallica (Ride the Lightning - 1986). Sommige zaken vergeet je nooit, zoals Notorious van Duran Duran op je walkman luisteren (30 juni 1987), of 24 december 1984, toen ik voor kerst "The Wild Boys" én "When the Rain begins to Fall" vond.
Ondanks de invloeden van Wham!, Culture Club en Michael Jackson groeide ik op tot een normaal lees- en computerverslaafd kind met oorring zoals dat destijds hoorde.
Zoals ik al kort aangaf, was ik er vroeg bij met lezen en schrijven. Die "voorsprong" die ik dankzij thuisonderwijs meekreeg, heb ik gelukkig de rest van mijn schoolcarriere kunnen meenemen. Ik won een opstelwedstrijd van het Davidsfonds, wat me een hele stapel boeken opleverde, maar maakte er ook een gewoonte van om korte verhaaltjes of de leukste moppen op te sturen naar het lokaal reclameblad. Dat laatste leverde me geregeld cadeaubons bij de lokale handelaars op, en ik herinner me als gisteren hoe ik bij de lokale muziekwinkel buitenstapte met een gigantische koptelefoon van Philips, een microfoon én de maxisingle "I just can't stop loving you" van Michael Jackson. Dat was - aangezien die gloednieuw uitgekomen was - juli 1987. Als 13-jarige voel je je op zo'n moment de wereld te rijk. Toen ik 13 werd, kreeg ik van de lokale bibliotheek eindelijk mijn bibkaart voor "volwassenen", waarmee ik niet alleen meer bij de jeugdsectie mocht gaan lenen. Mijn eerste actie in januari 1987 was om de 2 dikste boeken te zoeken die beschikbaar waren. Dat was "Het" van Stephen King, die net aangekomen was in de bib, en "Het Kapitaal" van Karl Marx. Het eerste boek las ik uit op 3 dagen (waarna ik de vierde nacht amper durfde gaan slapen), het tweede werk nam de rest van de 3 weken leentijd in beslag, maar zou me pas op latere leeftijd slapeloze nachten bezorgen. Ik ben de rest van mijn leven aan een hoog tempo blijven lezen, van Herbert Marcuse tot Friedrich Nietzsche en van J.R.R. Tolkien tot Harry Mulisch, en heb daar geen seconde spijt van gehad.
Ik ben gedoopt, heb mijn eerste en plechtige communie gedaan, en ben voor de katholieke kerk getrouwd. Dat maakt me in deze tijden vermoedelijk een modelchristen. Nochtans is mijn zoektocht naar spiritualiteit niet altijd in een rechte lijn verlopen. Samen met mijn neef vonden we het verdacht dat de kerstman bij mijn grootvader thuis altijd net kwam wanneer we boven voor de zoveelste keer de toer moesten doen om uitgelegd te krijgen in welke slaapkamer welk kind vroeger had geslapen, en we hem daardoor keer op keer misten. Dus besloten we om ons tijdens die bewuste ronde van de slaapkamers stiekem naar beneden te sluipen en ons onder het lange tafelkleed van de eettafel te verstoppen. Enkele weken ervoor was ook Sinterklaas al gesneuveld, en dus concludeerden we logischerwijze dat Jezus, de paashaas en de World Wrestling Federation ook allemaal fake waren. Ik was dan ook weinig gemotiveerd om de 12 voorbereidende maanden naar het Vormsel toe telkens een zondagmiddag tussen Alain Prost, Niki Lauda en Ayrton Senna in te ruilen voor muffe catechese, en behaalde een aanwezigheid van 4 op 12, wat voor de aanwezige bisschop te weinig was om me te vormen. Dankzij onze buurman de pastoor, een vriendelijke man die samenwoonde met zijn poetsvrouw en ganzen hield in de tuin, werd deed ik toch nog mijn plechtige communie. De man dacht vermoedelijk dat hij door zijn interventie een trouwe misdienaar zou aangeworven hebben, maar dat jobaanbod wees ik enkele weken later beleefd af met de boodschap dat ik "betere dingen te doen had dan God te dienen". Computervirussen schrijven en met vuurpijlen in de klakkebuis de wijk onveilig maken bijvoorbeeld.
De eerste computer die ik leerde kennen was de Philips Videopac+ G7000 of G7400 (mijn geheugen laat me in de steek, het was thuis gewoon de Videopac), die aangesloten werd op de televisie met die leuke dubbele antenne. De spelletjes waren primitief, maar telkens je een cartridge krakend in dat ding stak en het gebliep hoorde, was het "party time".
Sinds 1982 nam ik mijn oranje Game & Watch Donkey Kong mee naar school, en ik speelde dat spel rond en rond. Ik heb dat openklapbaar spel nog steeds liggen en het werkt nog altijd even goed als meer dan 40 jaar geleden. Voor mijn elfde verjaardag begin 1985 kreeg ik een ZX Spectrum 48K. Dat zwarte ding met rechts een regenbooglijntje had 2 grote problemen: het had geen echt "welkomsscherm" zoals de Commodore 64 had, en er was amper software voor te krijgen. In die tijd was er geen "internet", de 300 en later 9600 baud modems zouden pas later komen, en dus vielen we terug op het kopiëren van wat je vrienden en diens vrienden hadden kunnen verzamelen. Omdat de rest van de schoolvrienden thuis over een C-64 beschikte, en omdat er in de parochiezaal in het weekend af en toe "copy-parties" werden georganiseerd, gind de ZX terug naar de winkel, en werd deze vervangen door mijn eerste echte computer, een Commodore 128. En vanaf dat moment veranderde alles..
De C-128 was natuurlijk ook een "spelcomputer" zoals de Videopac en de Game&Watch dat waren geweest, maar was tegelijk zoveel meer. Ik hield me bezig met het overtypen van pagina's vol basic code uit tijdschriften, begon daarna zelf code voor spelletjes te schrijven in Basic, en liet de computer doen wat kon en wat iedereen dacht dat niet kon. Poke's, Assembler, spellen bevriezen en kraken met een Power Cartridge, games op hoge snelheid kopiëren door het dubbele casettedeck een ghettoblaster te gebruiken, je diskdrive laten muziek maken door de koppen ervan te laten schuren, bootblockvirussen schrijven, een modem aansluiten en allerlei vreemde vrienden maken op Bulletin Boards (BBS-en zoals we ze noemden) of nummers opzoeken in de Gouden Gids waarvan je vermoedde dat ze wel eens over een automatische modem zouden kunnen beschikken,.. Het was de tijd van Mitnick en de Chaos Computer Club, en ik leerde van die computer zoveel dat we op school in het zesde leerjaar al het pas opgezette (en primitieve) netwerk tijdens de middagpauze onder controle kregen. Voor een 11/12-jarige is het bijzonder leuk als noch je ouders noch de leraars begrijpen wat je aan het doen bent met technologie..
In de tweede helft van 1987 had mijn neef een Commodore Amiga 2000 gekregen thuis, en grafisch en muzikaal was die computer zo'n sprong voorwaarts, dat ik mijn C-128 verkocht en met de hulp van mijn ouders een Amiga 500 aanschafte. Het waren de hoogdagen van de Antwerpse Bamiga Sector One (voor wie de ruim 12000 diskettes die ze uitbrachten wil uitpluizen: https://www.amigaclub.be/projects/bs1) , en Fairlight, Paradox, Razor 1911, Tristar & Red Sector Inc. en Scoopex waren de rocksterren van de demo en warez-scene. Natuurlijk kon onze vriendengroep niet achterblijven, en samen met mijn neef richtte ik FEED op (Freigner En El Diablo), en met wat leden over Vlaanderen en Duitsland hielden we ons bezig met het maken van grafisch en muzikaal materiaal. Fonts, sprites, animaties, New Beat modules in een muziektracker, we hielden ons creatief bezig en speelden heel wat adventure games, van Guild of Thieves tot Leisure Suit Larry.